1. Wanneer de auto met afstandsbediening is ingeschakeld, kijk dan of de snelheid van het speelgoedwiel gelijk is als het draait, en of het plotseling achteruitgaat of plotseling stopt.
2. Als alles als normaal is gecontroleerd, houdt u het speelgoed nog steeds in uw linkerhand, drukt u met uw rechterhand op de sirene, kijkt u of het speelgoedwiel plotseling van draairichting verandert en controleert u de gevoeligheid van de schakelactie.
3. Controleer het anti-interferentievermogen van het speelgoed, plaats het speelgoed op een afstand van ongeveer 1 meter, fluit of spreek zachtjes en kijk of het speelgoed niet goed werkt.
4. De auto met afstandsbediening heeft veel bedieningsacties. Controleer bij het selecteren de gevoeligheid van de besturing één voor één. Speciale aandacht moet worden besteed aan de langste antenne van de zender aan het begin van de inspectie. Nadat alle inspecties normaal zijn, wordt de antenne langzaam ingekort en wordt de verkorting van de stuurafstand waargenomen. Over het algemeen is het normaal wanneer de antenne tot de helft van zijn volledige lengte wordt teruggebracht en de regelafstand met een derde wordt verminderd.
5. Kies voor kinderen jonger dan 6 jaar gewoon een eenkanaals speelgoed met afstandsbediening. De actie is relatief eenvoudig en de zender heeft slechts één knop, die het speelgoed slechts kan bedienen om één actie te veranderen, zoals van vooruit naar achteruit wisselen. Voor kinderen ouder dan 6 jaar kun je kiezen voor meerkanaals speelgoed met afstandsbediening, zodat kinderen complexere manipulatievaardigheden onder de knie krijgen.